Uitbreiding Theehuis Rhijnauwen Bunnik
Situatie
Het Theehuis Rhijnauwen is gebouwd in 1925 naar het ontwerp van de Utrechtse gemeentearchitect K. van der Gaast, die ook het Wilhelminapark restaurant in Utrecht heeft ontworpen. Beide gebouwen hebben een landelijk romantisch karakter en worden gedomineerd door plastisch gevormde rieten kappen. Het Theehuis is van oudsher in de naaste omgeving een bekende uitspanning. Veel Utrechters, vooral uit Utrecht Oost, kennen het omdat ze er in hun jeugd wel eens een pannenkoek met een glas ranja hebben genoten, als afsluiting van een wandeling door Amalisweerd of een fietstochtje door de Johannapolder. In het Rietveld-Schròder Archief van het Centraal Museum in Utrecht wordt nog een foto bewaard van Rietveld met zijn kinderen in de bolderkar op weg naar het Theehuis. Het Theehuis was alleen in trek wanneer het weer de mensen naar buiten lokte. Wanneer het somber weer was, lag het er verlaten bij. De triestheid buiten werd dan binnen nog versterkt door het lage plafond en de bomen en struiken, die het gebouw omsloten en het daglicht beletten binnen te dringen. Het Theehuis was gericht op Utrecht en van daaruit al van ver zichtbaar. Aan de achterkant was het door de dichte bosschage afgesloten van het prachtige Bunnikse landschap aan de oevers van de Kromme Rijn . Het Theehuis had een groot grasterras aan de Kromme Rijn dat met mooi weer druk bezocht werd, maar was vanaf de rivier niet zichtbaar.
De opdracht
De eigenaars/exploitanten wilden met een grondige verbouwing en uitbreiding bereiken dat het Theehuis het hele jaar door bezoekers zou trekken. Daarbij dachten ze dan vooral aan een optimale benutting van de unieke landschappelijke situatie en een vergroting van de capaciteit gericht op het van oudsher aangesproken publiek; drempelloos voor gezinnen met kinderen. Zij hebben daarvoor Architect Bertus Mulder en Landschapsarchitect Mariske Pemmelaar-Groot in de arm genomen, die vanaf de eerste schets tot de oplevering, elkaar stimulerend, hebben samengewerkt.
Het ontwerp
De barrière tussen het Theehuis en de Kromme Rijn is geslecht, de aanbouwen aan de achterkant zijn gesloopt en de beplanting is sterk uitgedund. De sloot langs de achterkant is plaatselijk veranderd in en waterpartij met een eiland waar de uitbreiding overheen is gebouwd.
De uitbreiding bestaat uit en nieuw paviljoen boven het water en een keuken met daaronder een kelder met dienstvertrekken. De vormgeving en de materiaalkeuze zijn erop gericht nieuw en oud te onderscheiden en tegelijkertijd tot een geheel te verweven. De uitbreiding heeft, evenals het bestaande gebouw, een plastische vorm; aan de bestaande houtconstructie met een rieten afdekking is een houtconstructie met een koperen afdekking toegevoegd. Het bestaande restaurant is inwendig verhoogd, met als gevolg dat de vorm van de kap nu ook in het interieur medebepalend is geworden. Het omringende landschap is op verschillende wijze te ervaren; van binnenuit door het zicht naar alle kanten, buiten op de overdekte verwarmde terrassen rond het nieuw paviljoen en bij heel mooi weer op het grasterras langs de Kromme Rijn. Voor de bezoekers is het Theehuis totaal veranderd en toch herkenbaar gebleven. Daar aan te werken was een prachtige opgave.
Gezien vanaf grasterras Gezien vanaf naastgelegen weiland
Gezien vanaf grindterras Interieur nieuwe paviljoen
Publicatie
Bouw,54e jaargang, Nr 6, juni 1999, blz. 30 t-m 32