In mijn leven, dat is begonnen in 1929, zijn twee mijlpalen te onderscheiden: mijn studie aan de Hochschule für Gestaltung in Ulm in 1956-1957 en nadien mijn ervaring met architect G. Th. Rietveld in Utrecht en met zijn werk waaraan ik een aantal jaren heb meegewerkt. Na de dood van Rietveld in 1964 heb ik veel werk van hem gerestaureerd en wanneer het teveel gebreken vertoonde om te blijven bestaan opnieuw gebouwd in een technisch duurzame staat zonder dat er in de vorm iets veranderde.

In de Hochschule in Ulm werd ik geconfronteerd met een ruimtelijk gebouw van de Zwitserse architect Max Bill waarvan ik, toen ik het zag, besefte dat architectuur zo moest zijn en dat ik het ooit zo wilde maken.

Voor Rietveld was ruimte het medium van architectuur. Hij schreef in 1928 in het artikel Inzicht: ”De werkelijkheid die architectuur kan scheppen is de ruimte."

En in nagelaten notities: “Als we een deeltje van wat we geneigd zijn te noemen de algemene onbegrensde ruimte voor een bepaald doel hebben afgezonderd, afgepaald, begrensd en tegen bepaalde invloeden hebben geïsoleerd en op menselijke schaal gebracht, dan is er (als ’t goed is) een stukje, als werkelijkheid te beleven ruimte ontstaan – zo’n stukje ruimte is dan in ons menselijk stelsel opgenomen."

De algemene onbegrensde ruimte was voor hem het universum, het Al zoals hij dat noemt in een nagelaten notitie: “Door het gevoel ben ik kosmisch gebonden – ik voel me met het Al verbonden - het nog ongevormde - tijdloze - onbegrensde Al – dit is de zekerheid van m’n bestaan - m’n geloof - m’n vast vertrouwen - het één zijn met het Al - Al het tijdelijke - het bestaande - begrensde dat me zou willen deren - valt bij deze eeuwigheid in het niet. (Die niet wordt als de kinderkens, die zal het koninkrijk Gods niet beërven.)"

Daarmee bedoelt hij de zuiverheid van het ontluikende bewustzijn dat nog niet vervormd is door invloeden uit de omgeving. Een toestand die in Zenmeditatie, die ik jarenlang beoefend heb, het diepste Zelf wordt genoemd en waartoe wordt geoefend door inkeer af te dalen.

Ik ben onbewust gaan mediteren in het afstemmen van de ademhaling op de pedaaltred van mijn oude herenfiets toen ik ging studeren aan de HTS in Groningen en de 100 km afstand naar mijn ouderlijk huis in Dedemsvaart aflegde om als arme kerkrat 7,50 gulden te verdienen als gitarist in het bandje dat één keer in de maand dansmuziek in het parochiehuis speelde.

Toen ik voldoende eigen opdrachten had verworven om van te leven hebben de ervaringen in beide genoemde mijlpalen in mijn werk een beslissende rol gespeeld.

Het zijn werken in het kader van het Nieuwe Bouwen dat in Nederland is begonnen door Berlage die door Rietveld de vader van de moderne architectuur werd genoemd en die door hem verder werd ontwikkeld. De kiem hiervoor werd in mij gelegd toen ik studeerde in Groningen aan de HTS in een gebouw van architect Jan Wiebenga.

Werken waarin bovengenoemde invloeden het duidelijkst zijn te ervaren zijn: het Woonhuis Reinink in Bunnik, het Woonhuis Hagemeier in Odijk, het Woonhuis De Steenhuizen Piters in Oosterhout, het Woonhuisje Van Eyck in Tull en ’t Waal, het Woonhuis Mulder in Haarlemmerliede en het Theehuis Rhijnauwen in Bunnik. In 2009 heb ik samen met de kunstenaar Stanley Brouwn in de uitbreiding Leidsche Rijn in Utrecht Het Gebouw gemaakt, een teken van menselijk bestaan in de ruimte. Een gebouw dat Rietveld had kunnen maken wanneer hij over de bouwtechniek en de materialen had kunnen beschikken die mij ten dienste stonden.

Mijn dochter Alenca zet samen met haar man, ook architect, mijn werk voort waarbij ik soms nog adviseer. Ik maak nu samen met onze jongste zoon Marco films. We hebben al gemaakt: Zen in de Polder (2016), Rietveld Ruimtekunstenaar (2017) en Woningbouw Rietveld Hoograven (2017). En nu maken we de film Ruimte.

Utrecht, 25 oktober 2017